De hoge raad heeft op zicht 30 september 2016 uitgelaten over het feit dat het gerechtshof de behoefte van een jongmeerderjarige heeft meegenomen in haar overweging om de onderhoudsplicht op nihil te stellen.
Bij de vaststelling van de alimentatie voor jongmeerderjarige speelt behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol. Het hof mocht derhalve geen gewicht toekennen aan de stelling dat de jongmeerderjarige vanaf 1 januari 2015 geheel in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien.
De moeder, tot betaling van alimentatie voor haar jongmeerderjarige zoon aangesproken, verweerde zich met de stelling dat de zoon met ingang van 1 januari 2015 in staat was in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof volgde de moeder in dat verweer, maar had dat dus – zo oordeelt de Hoge Raad – niet mogen doen:
“3.3.3 Het hof heeft in rov. 3.11, zoals mede blijkt uit het kopje boven rov. 3.10, geoordeeld over de behoeftigheid van de jongmeerderjarige. Op grond van art. 1:392 lid 2 BW in verbinding met art. 1:395a BW speelt de behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol bij het vaststellen van de onderhoudsplicht van de ouders. Ouders zijn immers onderhoudsplichtig jegens hun kinderen die jonger zijn dan 21 jaar, ook als die kinderen niet behoeftig zijn doordat zij in hun eigen levensonderhoud zouden kunnen voorzien, bijvoorbeeld door te werken. De klacht is dus gegrond.”
De volledige uitspraak is hier te vinden: ECLI:NL:HR:2016:234. Heeft u vragen omtrent de inning van alimentatie of over het NLAI dan nodigen wij u uit om eens contact met ons op te nemen via het nummer 088-6780678 of via de chat op www.nlai.nl